Kinderen zijn niet de drijvende kracht van de covid-19-uitbraak. Meerdere nieuwe studies geven nu hints hoe dat komt: kinderen lopen bij contact met een patiënt minder risico op een infectie dan een volwassene. En áls ze het virus hebben, geven ze het waarschijnlijk ook minder gemakkelijk door dan volwassenen.
Hoe komt het dat er zo weinig kinderen in de covid-19-statistieken als ‘bevestigde gevallen’ belanden? Omdat er in verhouding minder kinderen geïnfecteerd raken? Of omdat ze vaker dan volwassenen geen symptomen hebben en dus minder getest worden? Zijn geïnfecteerde kinderen die geen ziektetekenen vertonen, die dus ogenschijnlijk gezond zijn, wel ‘stille’ verspreiders van het virus?
Het belang van de antwoorden op deze vragen kan moeilijk overschat worden. Want ze bepalen hoe ‘risicovol’ de contacten op school en in de crèches zijn om de epidemie opnieuw aan vaart te laten winnen – en hoeveel zorgen ouders zich moeten maken als hun kinderen binnenkort weer naar school of de kinderopvang gaan.
Dat de kinderen niét de motor zijn van de covid-19-epidemie, vermoeden experts al langer. Meerdere studies die de voorbije dagen verschenen zijn, leveren nu stukken om de puzzel rond de rol van kinderen in deze epidemie te leggen.
Klik hier om het volledige artikel te lezen.
Bron: Eckert, M. (2020, 2 mei). ‘Kinderen veel minder vatbaar voor sars-CoV-2 dan volwassenen.’ De Standaard. Geraadpleegd van https://www.standaard.be/cnt/dmf20200430_04941176